Schets van een staatsvorm op Epicuristische grondslag.

 1.Inleiding

Uitgangspunten zijn de volgende:

vermijden van ongemak bij mensen, zoveel als mogelijk is;

– nadruk op eigen verantwoordelijkheid van mensen.

 

Het vermijden van ongemak is een lastige zaak. Het begint al met de vraag wat ongemak nu eigenlijk is. Er is ongemak die voortkomt uit de fysieke conditie van mensen, de psychische constellatie, kortom uit hoe iemand eigenlijk in elkaar zit. Dit is iets wat tijdens een mensenleven (dat ook nog kort of lang kan duren) betrekkelijk weinig verandert. Er zijn mensen die met bepaalde vormen van invaliditeit geboren worden of door allerlei omstandigheden invalide worden. Je wordt geboren als man, vrouw, transgender, homoseksueel of anderszins.

Dan is er ongemak die te maken heeft met hoe mensen samenleven met hun omgeving. Er zijn situaties dat de omgeving het leven van mensen sterk bepaalt, denk aan gebieden met grote kansen op aardbevingen, overstromingen, extreem weer en dergelijke. Er zijn ook omstandigheden waarbinnen ongemak ontstaat door hoe mensen met elkaar omgaan, zoals uitbuiting, maar ook verschillen in bezit, onderdrukking, gewelddadige conflicten, dreiging en dergelijke.

 

Hoe het ook zij: een staatsvorm op Epicuristische grondslag heeft als wezenlijke doel dat ongemak bij mensen die van de staat deel uitmaken zoveel als mogelijk is wordt vermeden. Dit betekent dus niet dat alle ongemak kan worden vermeden. Dit betekent wel dat alle delen van die staatsvorm het vermijden van ongemak bij mensen tot doel hebben, voor zover dat mogelijk is.

 

Nu is ‘vermijden van ongemak’ iets dat begint bij hoe mensen zelf aan hun leven vorm geven. Dit betekent dat in een Epicuristische staatsvorm door mensen een groot gewicht moet worden toegekend aan opvoeding en onderwijs. Het doel daarvan is mensen te leren hoe zelf het nodige ongemak kan worden vermeden. Epicurus noemde ‘ataraxia’ , een vorm van gemoedsrust, ‘geestelijk genot’ als een nastrevenswaardig doel. In zijn filosofie staat ‘genot’ centraal. Echter bij verdere uitweidingen hierover betekent genot niet iets als ‘onmiddellijke bevrediging’ of ‘veel eten en drinken’ en dergelijke maar een langdurend gevoeld van gemoedsrust dat wordt bereikt door geen last te hebben van (onnodige) angstverhogende elementen in het leven. Epicurus verwijst naar het geloof in de mogelijk angstwekkende invloed van goden (waarvan hijzelf vindt dat, áls ze bestaan ze niets met het bestaan van mensen te maken hebben) of andere (onnodige) dwang die onder meer voortkomt uit het streven naar meer macht en bezit. In de ogen van Epicurus is het bevredigen (met mate) van natuurlijke, lichamelijke behoeften het belangrijkste. Andere behoeften (bijvoorbeeld ‘meer bezit’) zijn niet noodzakelijk. In termen van deze tijd zijn deze behoeften onnodig stress-verhogend en kunnen zelfs lijden tot vormen van ‘burn-out’.

 

In een Epicuristische staatsvorm zouden mensen geleerd kunnen worden dat ongemak kan worden vermeden door kritisch onderzoek van allerlei ideeën over samen leven. De belangrijkste bron van ongemak is de grote verschillen in (materieel) bezit en macht tussen mensen. Een Epicuristische staatsvorm heeft als uitgangspunt dat onnodige verschillen in macht en bezit moeten worden vermeden. Eerder is al aangegeven dat er verschillen tussen mensen zijn maar die moeten binnen een Epicuristische staatsvorm niet worden versterkt.

Een andere bron van onnodig ongemak is de uitwerking van bepaalde religieuze overtuigingen op het samenleven van mensen, Zo zijn er religieuze systemen waarbinnen zaken als homoseksualiteit, de persoonlijke vrijheid rond kinderen krijgen (abortus) en sterven wordt bestreden, het ontvangen van vaccinaties verboden is en nog meer. In een Epicuristische staatsvorm mag geen verbod bestaan op levensovertuigingen, wel op daarmee samenhangende vrijheidsbeperkende voorschriften over leven en samenleven. Levensovertuigingen zijn een persoonlijke keuze en kunnen niet met (allerlei vriendelijke, onvriendelijke) middelen worden opgelegd. Er is dus wel vrijheid van godsdienst/levensovertuiging maar geen vrijheid op de soms daarmee gepaard gaande onvrijheid in het (samen-)leven.

2. De staatsinrichting

Het schetsen van een compleet andere staatsinrichting is niet nodig. In onze Nederlandse situatie is er, ondanks allerlei onvolkomenheden, in de loop van de eeuwen een staatsvorm ontstaan die redelijk tegemoet komt aan de wensen van de burgers. Er is een volksvertegenwoordiging binnen gemeenten, de provincies en er is een landelijke volksvertegenwoordiging.

 

Toch is er veel onnodig ongemak dat ongedaan kan worden gemaakt. Ondanks de vele colleges, kamers, raden voelen veel mensen zich niet vertegenwoordigd. In hun waarneming zijn het steeds dezelfde mensen die aan het roer zitten en hun wil aan anderen – zij die zich buitengesloten voelen – opleggen. Daarnaast ervaren zijn de bureaucratie van allerlei uitvoeringsorganen als ingewikkeld, onbegrijpelijk en ondoordringbaar. Dit heeft onder meer tot gevolg dat die bureaucratie als een welhaast onverslaanbare macht wordt beleefd. Er is altijd een (duurbetaalde) deskundige nodig om een strijd te kunnen winnen en bij totale machteloosheid kan de reactie bij bepaalde mensen gelaten, passief zijn of ook openlijk agressief met vormen van – soms irrationeel – verzet. Je zou kunnen zeggen dat de ingewikkeldheid van een staatsvorm een grote bron van onnodig ongemak is.

Bij medewerkers binnen allerlei bureaucratische organisaties die de uitvoerende macht van het land zijn, kunnen zelfs niet passende gevoelens ontstaan. Mensen die op hen een beroep doen kunnen soms op voorhand als lastig, onbetrouwbaar en onnodig claimend worden beschouwd en worden afgewimpeld met vage afspraken, oeverloos uitstel of botte – onverklaarde – afwijzing.

 

Het bestrijden van ongemak dat hieruit voortkomt begint met het wegnemen van onnodige ingewikkeldheden. Dit begint

bij degenen die de wetten maken die moeten worden uitgevoerd. Hoe goed de bedoelingen bij bepaalde wetten ook zijn, het niet stilstaan bij de uitvoering ervan kan leiden tot rare ingewikkeldheden in de uitvoering, een kramp bij ambtenaren naast afgrijzen bij burgers. De belangrijkste vraag die volksvertegenwoordigers zich moeten stellen is of door hun wetgevende arbeid onnodig ongemak bij mensen wordt weggenomen of worden ze er juist mee opgezadeld. De affaire rond de toeslagen voor kinderopvang (aftreden van het kabinet in januari 2021) is een van de vele voorbeelden.

Een andere oorzaak van ongemak wordt veroorzaakt door de ingewikkeldheid van de bureaucratie. Dit betekent dat daarmee de uitvoerende macht de wetgevende macht eigenlijk ‘stuurt’ door onder meer het geven of niet geven of gedeeltelijk geven van informatie. Het effect is dat de volksvertegenwoordiging eigenlijk wordt uitgeschakeld en er iets als een ‘ambtenarocratie’ ontstaat dat ministers en volksvertegenwoordigers in de greep houdt. Een antidotum kan zijn dat bepaalde sleutelfiguren in de uitvoerende macht hun positie na verkiezing door een parlement krijgen en slechts een bepaalde periode in functie zijn.

 

Om dit ongemak te vermijden zouden de volgende aanbevelingen kunnen gelden:

vereenvoudiging van wetgeving, dat wil zeggen, wetten formuleren in begrijpelijke taal en samen laten gaan met een duidelijke uitleg;

verbetering van de communicatie met de mensen in het land;

voorkom ‘robotisering’ van de uitvoering van wetten, met andere woorden: steun van automatisering wordt bepaald door mensen, niet andersom, waardoor mensen slachtoffer worden;

het organiseren van samenkomsten van mensen die (kunnen) leiden tot bepaalde wetgeving, maar die ook kunnen dienen om uit te leggen hoe de uitvoering van bepaalde wetten is geregeld. Zou dit laatste teveel onnodig ongemak opleveren dan kan een en ander worden bijgesteld/verbeterd;

mensen regie geven hoe ze met elkaar samenleven in straten of buurten;

alles in het werk stellen om de samenleving een duidelijk ‘bottom-up’-karakter te geven in plaats van het door (te) veel mensen beleefde ‘top-down’-karakter.

 

 

3. Economie

In een maatschappij op Epicuristische grondslag is ruilhandel nodig. Hierdoor kunnen mensen zich van goederen en diensten voorzien die bepaald ongemak kan verminderen. Goederen en diensten kunnen direct worden geruild. Uitstel van ruilen kan plaatsvinden door geld. Immers het wezenskenmerk van geld is dat gewenste goederen op een latere datum door ruil met geld kan worden verkregen. Geld is dus gewoon een ruilmiddel, niet méér. Instituties die aan wetten uitvoering geven hebben geld nodig oftewel moeten die de nodige financiële steun hebben. Geldstromen door handel en allerlei vormen van beloning moeten in een Epicuristische staatsvorm aan bepaalde regels voldoen.

Een hoofdregel is dat iets als ‘onvervreemdbaar persoonlijk bezit’ aan zekere beperkingen wordt onderworpen. Eigenlijk moet niet meer van ‘persoonlijk bezit’ worden gesproken maar van ‘beschikking hebben over geld en/of goederen’. Hiermee wordt aangegeven dat alle zogenaamde ‘persoonlijke bezit’ eigenlijk een gevolg is van op een bepaalde manier met elkaar samenleven dat beschikking over geld en goederen aan mensen toekent.

 

Het concept ‘bezit’ verdient nadere toelichting. Vermoedelijk is ‘bezit’ ontstaan in de fase van de evolutie van mensen waarbinnen de landbouw overhand kreeg. Bezit van land en goederen betekende tevens de mogelijkheid tot meer bescherming tegen allerlei gevaar, zoals onder meer natuurrampen, dieren en mensen. Deze bescherming had allerlei vormen. Bezitters van land en goederen boden veiligheid aan degenen die werk voor hen deden (huisvesting, beloning, voeding en dergelijke). In grotere samenlevingsvormen werd bescherming geboden door het min of meer georganiseerd oorlog voeren met bedreigende anderen en zo voort.

Het lijkt erop dat in de loop van onze evolutie ‘bezit’ niet meer dient om eenvoudigweg te overleven door meer veiligheid, bescherming. Bezit is steeds meer gekoppeld aan ‘iets betekenen’ , een bepaalde waarde hebben in een groep. Ook blijft ‘bezit’ gekoppeld aan ‘macht’ in de zin van meer mogelijkheden hebben over andere mensen te beschikken. Deze ‘economische macht’ (macht door bezit) is in veel omstandigheden op onze wereld bepalend voor de politieke koers van landen, bijvoorbeeld het handhaven van een dictatuur waarbij bezit in handen blijft van een kleine groep. Eigenlijk is wat er nu mondiaal op economisch vlak plaatsvindt niet meer dan ervoor zorgen dat bezit in de wereld slechts behouden blijft voor enkele landen. Elders sprak ik in dit kader over ‘economie als prooikunde’.

 

Bij een economie op Epicuristische grondslag moet ‘bezit’ zo worden ingericht dat deze niet gepaard gaat met als maar meer ongemak (zoals honger, ziekte, permanente armoede) voor grote groepen mensen. Iets als ‘persoonlijk bezit’ zou vervangen moeten worden door ‘toegekende persoonlijke beschikking’. Anders gezegd: de gemeenschap bepaalt wie en tot welke hoogte beschikking krijgt over middelen (geld, goederen). Het doel van dit alles is dat zo zoveel als mogelijk is ongemak bij grote groepen mensen wordt vermeden.

Ik wil hier wat meer concrete voorbeelden geven.

 

Een belangrijk gevolg van de huidige wereldeconomie is dat tegenstellingen in de wereld, tegenstellingen tussen landen en groepen binnen landen, worden vergroot. Het betreft hier vooral verschil in beschikking hebben over middelen. Het lijkt erop dat goedwillende ‘Ngo's’ of andere liefdadigheidsorganisaties het moeten afleggen tegen bepaalde economische krachten die dikwijls nauwelijks waarneembaar zijn en niet te bevechten. Anders gezegd: de tegenstellingen in de wereld nemen zo alleen maar toe.

Er is nog een tweede, wellicht veel groter probleem: het klimaat. Het lijkt erop dat de economische bewegingen die wij nu kennen onze aardbol beschadigen en uitputten. De beschadiging is onder meer een effect van het gebruik van fossiele brandstoffen, dat wil zeggen van organisch materiaal uit het verre verleden dat is gefossiliseerd tot bijvoorbeeld bruinkool, steenkool, gas of olie. De beschadiging is eigenlijk de toename van koolzuurgas in de atmosfeer dat de aardbol teveel opwarmt. Dit komt omdat dit gas de infrarode straling van de zon absorbeert. Ook het gebruik van houtsnippers (de zogenaamde biobrandstof) blijkt op dit punt meer kwaad dan goed te doen omdat er vele jaren liggen tussen gebruik (zoals verbranden) van hout – mét de toename van koolzuurgas – en groei van (nieuw) hout. Volgens vele wetenschappers betekent dit dat onze planeet ernstige schade oploopt en wellicht beperkt tot niet meer bewoonbaar zal zijn voor levensvormen waar ook wij toe behoren.

 

Dit alles betekent dat alles op alles moet worden gezet om mogelijke (zeer ernstige) ongemakken te beperken. Zo als het er nu uitziet lijkt het erop dat het – voor grote groepen van mensen – zal gaan om overleven. Een economie op Epicuristische grondslag is gericht op het bevorderen van welbevinden van zoveel mogelijk mensen door vormen van ongemak zo veel als mogelijk is te vermijden. Het is duidelijk dat wanneer alleen vormen van geldelijk gewin einddoel zijn de hoeveelheid ongemak zal toenemen. Is het doel het verminderen van kansen op ongemak dan zal er beslist geld moeten worden verdiend, maar enkel als middel om vormen van ongemak te vermijden. In concreto betekent dit dat wanneer een onderneming winst maakt, die winst uitsluitend gebruikt mag worden om het eigen bedrijf overeind te houden dan wel het ontstaan van andere bedrijven te stimuleren. Daarnaast dient ‘geldelijk overschot’ gebruikt te worden om schade aan de omgeving (lucht, water, vegetatie, andere levensvormen) te herstellen en te voorkomen. Winst als vermeerdering van (persoonlijk of collectief)bezit wordt hier dus winst als vermindering van ongemak bij zoveel mogelijk mensen.

 

In onze huidige samenleving is economie vooral gericht op ‘rendement’, wat betekent dat elke euro die een bedrijf ‘kost’ uiteindelijk vermeerderd wordt met een meerwaarde waarvan een belangrijk deel naar de eigenaren van het bedrijf gaat. Dit gaat onvermijdelijk gepaard het zogenaamde ‘groei’ oftewel een toename van ruilactiviteiten dat ten koste gaat van mensen en de omgeving van mensen. In de praktijk heeft dit onder meer de vorm van dividend uitkeren per ingelegd bedrag (aandeel) of ‘heel gewoon’ vermeerdering in de zak van de eigenaar steken.

In een Epicuristische economie dient alle winst, van aandeelhouders of individuele directeuren, aantoonbaar opnieuw besteed te worden aan economische activiteiten die, wederom aantoonbaar, leiden tot vermindering van ongemak bij de natuurlijke omgeving en mensen. Dus bijvoorbeeld investeren in kinderopvang, onderwijs. Of investeren in projecten voor energieopwekking waarbij geen gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Maar ook investeren in wetenschap, onderzoek, ruimtevaart kortom in zaken rond het bewustzijn van mensen die de overlevingskansen alleen maar versterken.

Wat in een Epicuristische samenleving niet meer kan is geldhandel. In de huidige situatie heeft gemarchandeer met geldstromen en allerlei producten rond geld (zogenaamde dekkingen tegen lage rendementen, handel in geldschulden en dergelijke) geleid tot omstandigheden dat geld niet meer op een echte ruilwaarde van goederen (bijvoorbeeld huis, grondstoffen, bedrijven) is gestoeld. Er kwam wel steeds meer geld, maar het was eigenlijk steeds minder waard. Dit werd ook wel ‘zeepbellen’ genoemd. Wanneer zo’n zeepbel uiteenspatte bleek allerlei bezit nauwelijks enige waarde te hebben. Dit betekende dat huizen hun waarde verloren bedrijven hun producten niet meer konden afzetten dan met veel verlies. Uiteindelijk leidde dit tot werkloosheid, armoede en ellende bij velen. Kortom heel veel ongemak. Kortom, geldhandel leidt tot ongemak bij velen en tot minder ongemak bij enkelingen.

 

4.Mensen en hun waarden

Uiteindelijk bepalen wij als mensen hoe we met elkaar willen samenleven. Vanuit een Epicuristisch perspectief gezien wordt van iedere mens een bepaalde houding verwacht. Die houding is vooral gericht op voorkomen van onnodig ongemak bij anderen en zichzelf. Dit betekent dat mensen een ander geheel van waarden moeten hebben dan nu het geval is.

Een en ander heeft gevolgen op veel gebieden. Ik geef een paar voorbeelden.

 

In ons huidige systeem voeden wij kinderen op met het oog op toekomstige welstand en en hoge maatschappelijke positie die veel geld oplevert. Eigenlijk een voortzetten van ‘oude’ overlevingsstrategieën in de zin van zich verzekeren van veel bezit en dus veel macht. Vanuit een Epicuristisch standpunt bezien is het aangewezen kinderen op te voeden tot volwassen mensen die hun bezit niet beschouwen als ‘onvervreemdbaar eigendom’ maar als door de gemeenschap ter beschikking gestelde middelen om zoveel mogelijk ongemak bij anderen en zichzelf weg te nemen. Een maatschappelijke positie wordt dus niet gedefinieerd in termen van salaris en macht maar in termen van mogelijkheden om ongemak te bestrijden.

Onderwijs, van welk niveau dan ook, dient vakken te omvatten die het Epicuristisch gedachtegoed ondersteunen. Taalonderwijs is vooral communicatiebevorderend, nationaal en internationaal. Rekenopgaven gaan dus niet meer over ‘zoveel mogelijk centen in de portemonnee houden’ maar wel over berekenen hoe anderen, de omgeving zo min mogelijk schade oplopen door bepaalde wijzen van ons bestaan. Bijvoorbeeld: ‘hoeveel koolzuurgas levert het bezit van en auto en twee fietsen op’ of ‘bereken het aantal centimeters stijging van het kanaal bij je in de buurt als er twee jaar 50 cm regen valt’ met als toevoeging ‘beredeneer de antwoorden’.

Het vak geschiedenis dient zo ingericht te worden dat tijdperken worden behandeld van relatief veel en weinig ongemak opleverend voor bij mensen (onder meer slavernij). Vooral is het belangrijk de factoren te behandelen die voorspelbaar tot ongemak bij mensen leiden. Andere vakken kunnen op eenzelfde wijze worden onderzocht en aangepast.

 

Een ander belangrijk vlak is dat van de wetgeving. Ik noem een gevolg voor het strafrecht. Vanuit een Epicuristisch gedachtegoed zijn bepaalde handelingen strafbaar omdat ze aantoonbaar het ongemak bij mensen doen toenemen. Een paar voorbeelden. Handelingen die de natuurlijke omgeving schaden en daarmee mensen schaden zijn strafbaar. Dit betekent bijvoorbeeld dat bestaande vervuilende industrieën strafbaar zijn. Handelen met geld waardoor geld als ruilmiddel schade oploopt en daarmee het leven van heel veel mensen is strafbaar. In het algemeen geldt dat handelingen die aantoonbaar (soms levensbedreigend) ongemak bij anderen veroorzaken strafbaar zijn. Handelingen die uitsluitend dienen ter vermeerdering van eigen ‘bezit’ (dus die de maatschappelijke regelingen rond toekenning van ‘beschikken over’ ontlopen) zijn strafbaar.

In het algemeen zal het zo zijn dat wetboeken – en daarmee ook de bepaling van strafmaat– aangepast moeten worden.

 

 

 

5.Wat er fout kan gaan.

In het bovenstaande is eigenlijk een utopistisch maatschappelijk systeem beschreven. Veel, zo niet alles, hangt af van mensen en hun manier van onderling betrokken zijn. Ik zal in het volgende een en ander schetsen over wat er allemaal mis kan lopen.

 

De geschetste staatsvorm is in essentie gestoeld op democratische processen die al in kleine gemeenschappen beginnen. Besluitvorming is een groepsproces waarbinnen er van alles kan gebeuren. Er kunnen achter de schijn van ‘verminderen van ongemak’ groepsprocessen plaatsvinden die uiteindelijk precies het omgekeerde tot gevolg hebben. Het kan gebeuren dat narcistisch ingestelde mensen naar vormen van macht, leiding streven die ten kosten gaan van de belangen van de gemeenschap. Bij veel extreem narcistische mensen die zogenaamde belangen van de gemeenschap behartigen is dat niet meer dan het behartigen van eigenbelangen, te weten het behoud van macht en (dikwijls) bezit. De kans op dit soort processen is het grootst wanneer leden van een gemeenschap zich afkeren van gemeenschappelijke besluitvorming, zich liever terugtrekken in de eigen (mogelijk comfortabele) wereld en zich gesust voelen door allerlei beloften van de leider.

 

Er kunnen zaken op hol slaan bij de uitvoering van besluiten. Zo kunnen uitvoerders het contact met de mensen verliezen die de besluiten hebben genomen en waarvoor zij werken. Dit kan leiden tot allerlei wrevel en zelfs fysieke weerstand. Wanneer bij de uitvoering van besluiten er weinig tot geen contact is met betrokken mensen is dit vragen om (grote) moeilijkheden.

 

Informatievoorziening kan een bezit worden van bepaalde groepen in de samenleving en daarmee een middel zijn dat de macht van enkelingen behoudt. Dit kan op heel subtiele, haast ongemerkte manier geschieden. Tegenwoordig maken mensen veel gebruik van zogenaamde sociale media (Facebook, Google, Twitter en dergelijke). Enerzijds bieden die media gemak door onder meer snelle toegang tot informatiebronnen, snelle communicatie ( ook wereldwijd) en zijn daarmee geliefd. Anderzijds zijn die media door hun grootte en ondoorzichtigheid en ‘onaantastbaarheid’ eigenlijk gemakkelijk een speelbal van machtsbeluste elementen in de samenleving. Eigenlijk zouden sociale media en andere media die met informatieverspreiding te maken hebben instellingen moeten zijn die vooral door de gemeenschap wordt gecontroleerd en waar nodig aangestuurd.

 

Uiteindelijk ligt de grootste oorzaak van waar het fout kan gaan bij onszelf, de mensen. Een Epicuristische samenleving vraagt een actieve, constructieve en betrokken opstelling van mensen. Veel mensen hebben de neiging reactief te zijn, wat wil zeggen dat hun levensvulling voor een belangrijk deel bestaat uit klagen over alles en iedereen die hun leven vergallen. Zou een samenleving voornamelijk op deze mensen stoelen dan is de kans op de een of andere manier van autoritair bestuur het grootst, immers men ‘valt’ voor die persoon die belooft alle zorgen weg te nemen. Uiteindelijk is men in de val getrapt van een autoritaire bedrieger.

 

Er kan nog veel meer mislopen. We zullen zien...