Fundamentalisme

Ons bestaan is in wezen volkomen onzeker. Het wordt steeds meer aannemelijk hoezeer ons zijn een toeval is. De kosmologische geschiedenis bedraagt, naar de huidige inzichten, 13,7 miljard jaren. Vanuit een kosmologisch perspectief gezien is ons bestaan een zéér kort moment, een flitsje.

Onzekerheid roept angst op, angst het bestaan op de een of andere manier, hetzij helemaal hetzij gedeeltelijk, kwijt te raken. In de evolutie van levensvormen, waartoe wij mensen behoren, zijn strategieën ontwikkeld en in de fysiologische opbouw verankerd, die overleven mogelijk maken. Bij mensen zijn dat naast 'ingebouwde' fysiologische reacties - zoals het vrijkomen van bepaalde hormonen bij stress, vechten, vluchten en dergelijke - ook bewustzijn en het zó manipuleren van de omgeving dat de kans op overleven daarmee toeneemt. Daarbij hoort het groepsverband waarin mensen leven. Juist het deel zijn van een bepaalde groep, zoals de stam, de familie, het volk, is een waarborg voor hulp in nood. In de geschiedenis van mensen heeft zo'n groep aanvankelijk de vorm van een primitieve leefgemeenschap gehad, zoals die nu te vinden is in onder meer het Amazonegebied en Nieuw-Guinea. De verder ontwikkeling van mensen is ook gekenmerkt door andere, meer ingewikkelde verbanden die in de kern een tegenwicht bieden tegen de onzekerheid van bestaan. Wordt de beschermende functie van een dergelijk verband bedreigd, dan is er een toegenomen kans op conflicten die kunnen uitmonden in strijd op leven en dood.

Die meer ingewikkelde verbanden tussen mensen vragen nadere toelichting. In de aanvankelijk primitieve, eenvoudige samenlevingen ontwikkelden mensen allerlei rituelen die ertoe dienden greep te krijgen op de wisselvalligheden van het leven. Rituelen rond geboorte en dood, rond het verkrijgen van regen bij droogte, rond de goede uitkomst van de jacht en nog veel meer. Het geconfronteerd zijn met wisselvalligheid en onveiligheid was een belangrijke aanzet om een 'invloed van buiten', één of meer regisseurs van het leven te veronderstellen die op de een of andere manier moesten worden beïnvloed. Hier ligt een eerste bron van religie: het door middel van rituelen (waaronder ook gebeden) aanroepen en beïnvloeden van goden om enige (veronderstelde) greep op de wisselvalligheden van het bestaan te krijgen. De religie, aanvankelijk gekenmerkt door het ritueel omgaan met geesten, later met meerdere goden en uiteindelijk één god, is in wezen een poging greep te krijgen op een angstwekkende wereld en te begrijpen hoe het leven in elkaar zit. Zo is in de afgelopen eeuwen ook een idee ontwikkeld over hoe alles is ontstaan, hoe het werkt en wat er in het einde der tijden gebeuren zal, maar ook: hoe het moet zijn, wat de wil van een scheppende god is. Godsdiensten als het christendom of de islam hebben - en hier en daar is dat nog steeds het geval - op gespannen voet gestaan met inzichten afkomstig uit systematische waarneming, wetenschappelijk onderzoek. Een bekend voorbeeld is het idee van de schepping die in zeven dagen plaatsvond tegenover inzichten voortkomend uit evolutieleer en paleontologie: het ontstaan van de wereld en het leven heeft miljoenen jaren geduurd. Voeg daar recente kosmologische inzichten aan toe en van de contouren uit oude religieuze geschriften blijft niet meer over dan interessante constructies die in een tijd zijn ontstaan waarin men gewoon niet beter kón weten, wat niet betekent dat men het nu wél weet.

Er is één aspect van religie dat zeer direct te maken heeft met overleven. Dit is het geheel van voorschriften over hoe mensen moeten samenleven, wat wel en niet kan en mag, anders gezegd: het ethisch kader. Dit laatste is tevens de ondergrond geweest bij het geleidelijk verdwijnen van relatief kleine samenlevingsverbanden en het ontstaan van grotere verbanden waarvan de huidige natiestaten - voorlopig - een laatste uitkomst zijn. De voorschriften die religie biedt zijn een soort van bindmiddel in grotere samenlevingsverbanden en voor velen een zekere garantie van veiligheid.

Het lastige van religie is, zeker in de orthodoxe vorm, dat het voorgeschreven mens- en wereldbeeld geldt als een onomstotelijke waarheid waarin men gelooft of niet gelooft. Wat wordt geloofd kan niet ter discussie staan, kritisch onderzoek is uitgesloten. In de geschiedenis van de wetenschap zijn hier en daar compromissen tussen religie en empirische waarneming aan te wijzen: de zogenaamde fysische en theologische benadering. Uiteindelijk zijn de op religieuze fundamenten gestoelde constructen onhoudbaar gebleken.

De eerste denkers die vraagtekens hebben gezet bij religie deden dat met gevaar voor eigen leven. Zozeer werd hun inzicht als bedreiging ervaren van de veiligheid en zekerheid van het bestaande. Elk 'reutelen' aan de fundamenten ervan heeft angst en agressie opgeroepen met dramatische gevolgen voor mensen. De vele oorlogen die in en buiten Europa zijn gevoerd waren in veel gevallen ook een strijd tussen religies.

Ook het zogenaamde wetenschappelijke denken kent zijn fundamentalistische aberraties. Bekende voorbeelden zijn het marxisme-leninisme met de ideologie van de 'historische noodzakelijkheid' als wetenschappelijk bewezen adagium. Deze ideologie heeft miljoenen slachtoffers gemaakt. Gebeurtenissen in onder meer China (culturele revolutie) en Cambodja ('killing fields') zijn bekende gevolgen. Momenteel is Noord-Korea een levende getuigenis van dit alles.

Minder onschuldig, maar even dramatisch zijn de effecten van zogenaamde wetenschappelijke inzichten binnen de economie. Het 'marktdenken' heeft iets van een alom aanbeden gouden kalf met op veel plaatsen desastreuze gevolgen voor mensen.

Van belang is dat de grond van deze fundamentalistische ontwikkelingen angst is en dat hier eigenlijk vormen van overleven zich manifesteren. In de afgelopen decennia is steeds meer inzicht gekomen in de aard van deze overlevingsvormen. Altijd spelen elementen mee die met de vroegere evolutiestadia van mensen te maken hebben: het verdedigen van de groep en datgene wat groepsbewustzijn in stand houdt tegen al of niet vermeende bedreigingen. Kennis over religie en andere levensbeschouwingen kan helpen rampzalige ontwikkelingen te voorkomen.

Nu is het vasthouden van voorspelbaarheid, zekerheid een belangrijk overlevingsmechanisme. Daar waar dit moeilijker, zelfs onmogelijk wordt, vallen wij mensen terug op soms simpele, rechtlijnige ideeën over onszelf en anderen. Het gegeven dat 'anderen' er 'ook zo over denken' geeft troost en verlicht het gevoelde ongemak enigszins. Wanneer er sprake is van een beleving van vitale dreiging, ligt het in veel gevallen voor de hand de omgeving, anderen als bron van die dreiging te beschouwen. Onze huidige economische problemen, die bij veel mensen een grote onzekerheid, zelfs bedreiging van hun bestaan (werkloosheid, verhuizing, inkomensvermindering) met zich meebrengen, zijn debet aan deze reflexen. Zo beschouwen bepaalde groepen in Nederland en daarbuiten iets als 'Europa' of 'de banken' of 'de politiek' als veroorzakers van ellende. In het uiterste geval wordt een potentieel gevaar actief bestreden. Dit kan de vorm hebben van demonstraties, burgerlijke ongehoorzaamheid, het vernielen van 'gehate objecten', (burger-)oorlog.

Het lastige is dat vermeende bedreiging hier en daar manipulatief doorgegeven wordt door mensen die belang hebben bij 'vijanden van buiten'. Zo is het conflict rond Tsjetsjenië voor Russische machthebbers aanleiding een permanente vijand te creëren die bestreden moet worden, maar tevens andere, interne problemen 'toedekt'. Het drama rond 11 september 2001 in New York was vreselijk. Té weinig is belicht hoezeer de Verenigde Staten samen met andere bondgenoten een door henzelf geschapen monster bestreden. Saoedi Arabië, waar de zelfmoordenaars vandaan kwamen en waar Al Qaida ontstond als reactie op het 'heulen' met het Westen door de machthebbers, was en is een van de belangrijke energieleveranciers aan het Westen. De repressieve staatsvorm is altijd door de ontvangers van de energie gesteund geweest. Ook Irak, met Sadam Hussein, was zo'n monster. De voormalige minister van defensie Dick Cheney onderhield jaren geleden warme relaties met Sadam Hussein in het kader van de toenmalige Amerikaanse politiek rond Iran. Ook Afghanistan bevat een door het Westen gecreëerd monster: onder meer de leden van Al Qaida hebben jarenlang wapens tegen de Sovjet Unie gebruikt die door de V.S. geleverd waren. Nu zijn zij de belangrijkste vijand en bedreiger van het Westen. Het ontstaan van Islamitische Staat, met alle onthoofdingen, terreur en aanslagen is mede een gevolg van – verkeerde – politieke besluiten in de VS. rond Irak, na het militaire ingrijpen.

Er zijn nog meer voorbeelden uit heden en verleden aan te wijzen. De fundamentalistische reflex heeft twee kanten: het vasthouden aan een wat beperkte, onwrikbare levensovertuiging én - bij het ontbreken hiervan - het door machthebbers dusdanig manipuleren van de omgeving, de buitenwereld, dat een dergelijke kijk op het (samen-)leven wel móet ontstaan. In het laatste proces speelt het behoud van allerlei belangen (macht, geld en dergelijke) van een (soms zeer kleine) minderheid de belangrijkste rol. Een voorbeeld uit de recente geschiedenis is de vermeende aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak, als voorwendsel voor militair ingrijpen.

De gevoeligheid voor dit soort fundamentalistische tendensen heeft vooral te maken met angst voor 'buiten de groep te vallen' vooral wanneer de groep waartoe iemand zich heeft bekend een heel belangrijke functie heeft als bron van erkenning, betekenis. In veel gevallen is het zich in een bepaalde omgeving betekenisloos voelen een aanzet tot terreur. Dit is niet iets nieuws maar van alle tijden. Gevolgen bij slachtoffers zijn onder meer bezorgdheid met betrekking tot de toekomst, angst voor grote groepen, openbare ruimten, grote steden, allerlei posttraumatisch verschijnselen.

Het zou kunnen gebeuren dat dit een grote groep mensen treft. De straten zouden ’s avonds leeg kunnen zijn, manifestaties als festivals, voetbalwedstrijden, grote optochten zouden mondjesmaat en met veel veiligheidsmaatregelen omgeven kunnen plaatsvinden. Veel mensen trekken zich terug in hun huizen als in oorlogstijd: de gordijnen dicht , een film op de tv en vroeg naar bed. Bussen, treinen en/of de metro worden zoveel mogelijk vermeden, massaal wordt de fiets of de auto gebruikt. Dit zijn voorbeelden van mogelijke angstreacties.

Vatbaarheid voor terrorisme – in voorbereiding en uitvoering – is ook terug te voeren op bepaalde persoonlijkheidskenmerken, zij het dat die verbanden in veel gevallen berusten op veronderstellingen en zelden op gedegen onderzoek.

Zoals eerder aangegeven is terreur, in allerlei vormen, iets wat in alle tijden voor kwam. Nu worden we overspoeld met allerlei beelden en berichten rond zelfmoordaanslagen, rond moordpartijen door drugscriminelen, ook rond bombardementen op steden en dorpen waarbij de ene partij gesteund wordt in haar oorlog met een andere partij. In de geschiedenis van ons kleine landje hebben ook allerlei vormen van terreur de loop van de geschiedenis (mede)bepaald. Er is huisgehouden tussen aanhangers van allerlei religies, tussen politieke tegenstanders, tussen delen van het land.

In berichten over het onderzoek ná een aanslag, is steevast een verslag van gesprekken met familie – ouders, gezinsleden – leerkrachten, buren en vrienden/kennissen. In heel veel gevallen wordt vermeld dat iedereen met zijn /haar oren heeft staan klapperen toen het nare nieuws bekend werd. Niemand heeft het zien aankomen want ‘hij was zo’n rustige aardige jongen, ook zo beleefd en hij gedroeg zich zo keurig in de buurt’. Voorts: ‘op school was hij een voorbeeldige leerling, intelligent, niets op aan te merken’. Soms hoor je ook dat hij moeilijk te benaderen was, een eigen leven leidde en dat niemand wist waar hij op bepaalde tijden uithing, maar al met al: ‘toch niets verontrustends’.

Voor de terrorist speelt in veel gevallen iets anders: hij (maar ook zij) leidt een geheim leven. Dit is iets wat gebruikelijk is bij undercoveroperaties in kringen van geheime diensten of politie. Iets ‘in het geheim’ doen voedt zelfgevoel en is daarmee een tegenhanger van betekenisloosheid. In dit geval is overleven gelijk aan iets betekenen, uiteraard binnen een bepaalde kring. Zoals eerder aangegeven: als je in een omgeving leeft die eigenlijk de betekenisloosheid van jezelf benadrukt is de kans groter dat je op een andere manier aan je betekenis komt. Hier spelen ronselaars, predikers, boeken, websites een rol, naast de ondersteunende lippendienst van een omgeving. Maar de kern is een vorm van overleven door op een bepaalde manier van betekenis te zijn.

Leeftijd speelt hierbij ook een belangrijke rol. Zo heeft een gemiddelde twintiger allerlei stemmingen, verlangt soms hevig naar seks, maakt soms wilde plannen, is erg ambitieus en soms jaloers, hangt af en toe starre – meestal linkse – ideologieën aan en is bereid de – soms bedenkelijke – consequenties ervan te dragen. Het is bekend dat mensen, tijdens hun leven allerlei fysiologische processen meemaken die hun emoties sturen. Men zegt dan weleens dat ‘de hormonen door zijn/haar lijf gieren’. Dit draagt ook bij aan de vatbaarheid voor terroristisch gedachtegoed. Natuurlijk, deze zaken kom je ook tegen bij jongeren in andere omstandigheden, zoals reguliere legers, bedrijven, onderwijsinstituten en dergelijke. En daar worden ze geen terrorist, maar misschien een lastig persoon. Maar… er zijn toch omstandigheden waarin de jonge en onopvallende student toch om zich heen gaat schieten, of dat een chef om zeep wordt geholpen.

Dus er moet iets zijn waardoor iemand terrorist wordt of, anders gezegd, iedereen en alles om hem/haar heen als te bestrijden vijanden ziet. Er is een moment waarop, als het ware, de betrokkene besluit ten strijde te trekken, op wat voor manier dan ook. Uit wat bekend is over (ex-)terroristen is af te leiden dat besluiten tot een terroristische handeling een proces is dat enige tijd duurt. Wezenlijk daarbij is dat de betrokkene op de een of ander manier zich van meer betekenis gaat vinden. Dit kan zo ver gaan dat het leven verliezen in de strijd als een ultiem doel wordt beschouwd, met verwachtingen van een hemels paradijs met – voor mannen – veel maagden. In meer christelijke religies werd de hemel voorgesteld als een gelegenheid waarbinnen ‘rijst met een gouden lepeltje’ werd geserveerd. De auteur van een aantal bekende boeken over de oudheid1 vertrouwde mij eens toe dat ook onder de eerste christenen een soort van zelfmoordenaars rondliepen die dolgraag de martelaarsdood stierven met het vooruitzicht van een heerlijk bestaan in het hiernamaals. Kortom: een terroristische daad stellen en menen dat je als een gezegende de hemel betreedt is voor een aantal jongeren een verleidelijke zaak. En, nogmaals, wanneer de betekenisloosheid van deze jongeren alleen maar wordt versterkt, dan is de kans op deze ontwikkelingen groter.

Ook andere factoren spelen mee als opvoeding, ontwikkeling, vormen van verwaarlozing (ook verwenning!). Maar ook hier is belangrijk of een kind/jongere zich als betekenisvol of betekenisloos heeft ervaren. Lastig is dat je deze mensen ook in andere situaties tegenkomt en dat de een wel en de andere niet in staat is gebleken hier ‘gezond’ en evenwichtig uit te komen.

Religieuze en politieke elementen spelen hierbij een niet te onderschatten rol. Het ligt voor de hand dat de omgeving van een persoon of de groep waarbij iemand hoort voor een heel groot deel mede bepaalt of je iemand wel of niet als terrorist ziet. Zo waren er veel Romeinen, tijdens de eerste eeuwen van het christendom, die aanhangers van het christendom als terroristen zagen wegens hun verzet tegen de toenmalige maatschappij terwijl dezelfde christenen hun geloofsgenoten als martelaren beschreven. Zo schreef Tertullianus (overleden omstreeks 230 na Christus, kerkvader) dat ‘het bloed der martelaren is het zaad der christenen’. Je kunt deze tekst zien als een aansporing tot de martelaarsdood, wat Tertullianus mogelijk niet heeft bedoeld. Wel kun je ervan uitgaan dat deze tekst en wellicht andere daden van Tertullianus het doel hadden om in zijn ogen onaanvaardbare maatschappelijke omstandigheden (onder meer overal de christenen de schuld van geven en ze martelen) te veranderen.

Als je deze gedachtegang vertaalt naar onze tijd dan zouden de huidige terroristen ook de dood verkiezen om op die manier hun ideeën meer aanhangers te laten krijgen, immers ‘het bloed der martelaren is…’ Het is in elk geval zo dat bij vormen van religie waarbinnen er sprake is van sterke verstarring en intolerantie voor het onzekere de kans op een dergelijke gedachtegang groter is.

En hier ligt naar mijn idee een kernpunt. Wanneer ontstaan er religies, levensovertuigingen die in belangrijke mate een voedingsbodem zijn voor gedachtegangen die tot terroristische handelingen kunnen voeren? Anders gezegd: wanneer draagt een levensovertuiging bij aan het idee de ander (anderen) als vijand te zien die moet(en) worden vernietigd?

Het ligt voor de hand te stellen dat, naarmate angst voor onzekerheid/onvoorspelbaarheid groter is, de kans op een starre, inflexibele vorm van levensovertuigingen toeneemt.

Nu zijn er in onze en andere maatschappijen, allerlei factoren die deze angst – ik zou zeggen: fundamentele angst – groter maken. Denk aan samenlevingen met grote economische onzekerheid, instabiele politieke omstandigheden (bijvoorbeeld wisselende dictaturen). Dit betekent dat deze factoren (kunnen) aanzetten tot levensovertuigingen met een zekere intolerantie voor alles wat onzekerheid – in de ogen van de aanhangers van die levensovertuiging – vergroot. Zo zijn gedachtegangen over het niet bestaan van een God, Allah in de ogen van ‘gelovigen’ onaanvaardbaar. Wanneer er dan ook nog omstandigheden zijn die voornamelijk allerlei ongemak met zich meebrengen groeit de kans dat er vijanden worden beleefd die bestreden moeten worden. De naar mijn idee belangrijkste factor hierbij is de versterking van betekenisloosheid. Bij samenlevingen waarbinnen dit langdurig voor grote groepen mensen van toepassing is, is de kans op de een of andere vorm van gewelddadige reflex groter. Grote tegenstellingen tussen bijvoorbeeld arm en rijk dragen hiertoe mede bij. Maar ook zaken als onvoldoende integratie of van discriminatie zijn daar debet aan. In het algemeen geldt dus dat, wanneer allerlei onzekerheid en angst in samenlevingen toenemen, er fundamentalistische reflexen kunnen ontstaan. Het wordt ernstig wanneer deze reflexen geen tegenwicht krijgen door bepaalde veranderingen in de maatschappij die uiteindelijk leiden tot een nieuw evenwicht in samenlevingen, waarbinnen angstreflexen niet de overhand hebben. In dit geval zijn ontwikkelingen in de zin van systematische discriminatie met gewelddadige uitsluiting, burgeroorlog en zelfs terreur niet uitgesloten.

Onze tijd is een dubbeltje op zijn kant. Allerlei problemen in en rond Europa, de vluchtelingen, de economische onzekerheden kunnen de voorboden zijn van een nare tijd. Maar het kan ook anders uitpakken.

 

1Fik Meyer, persoonlijke mededeling.