Epicurus

Het is opvallend dat in de afgelopen eeuwen de monotheïstische religies - het geloof in het bestaan van één god als schepper van alle dingen - de voornaamste levensbeschouwingen zijn geweest binnen grote gebieden van het westelijk halfrond. Deze dominantie is gepaard gegaan met actieve bestrijding van 'andersdenkenden', andere uitwerkingen van ideeën over godheden en ethiek, het rationele denken. De bestrijding kende hier en daar zeer gewelddadige vormen zoals gevangenisstraf, marteling en executie. In de historie van de christelijke godsdiensten - aanvankelijk toch een emancipatorische beweging voor allerlei mensen in het Romeinse rijk1 - zijn belangrijke voorbeelden hiervan aanwijsbaar: de kruistochten, de inquisitie, actieve vervolging van verlichte denkers. Binnen de islam is een bepaalde opvatting van jihad, ofwel heilige oorlog, in het oog springend. De verspreiding van deze geloofsvorm is veelal langs de weg van bloedige vervolgingsoorlogen gegaan.2 Zowel bij de christelijke religies als de islam zijn hier en daar nog steeds signalen van willen behouden en/of uitbreiding van de dominantie aanwijsbaar, denk aan het 'enig ware geloof' dat sommige katholieken pretenderen te bezitten of het 'bestrijden van de ongelovigen' binnen bepaalde groepen belijders van de islam.

 

Voor zover nu bekend is, zijn de polytheïstische godsdiensten bij de Grieken en de Romeinen de bakermat geweest van de latere monotheïstische religies. Dat polytheïsme heeft de vorm gekregen van de ‘heiligenverering’ binnen het Rooms-katholieke geloof. Merkwaardig is dat andere benaderingen van de werkelijkheid vele eeuwen volledig op de achtergrond zijn geraakt. Zo heeft de filosoof Epicurus (341-270 v. Chr.) in de Griekse oudheid veel aanhang gekend, maar zijn denken is volledig overschaduwd door dat van Plato, Aristoteles en andere filosofen. De autoritaire structuren van (latere)samenlevingen pasten meer bij een ‘autocratische’ religie (o.m. het latere katholicisme), die Plato en Aristoteles incorporeerden (één almachtige God) dan een meer democratische levensopvatting als die van Epicurus. Immers Epicurus beschouwde mogelijke goden als niet belangrijk voor het menselijk bestaan. Als ze er zouden zijn, dan waren zij volstrekt onverschillig over wat er hier gebeurt.

Het bestaan van mensen en eigenlijk van alles wat er in de ogen van de mensen is, is een toevallige samenklontering van elementaire deeltjes. In de Romeinse tijd heeft Lucretius deze leer uitgedragen. Zijn boek 'De Rerum Natura' 3kan worden beschouwd als een belangrijke propaganda voor deze opvatting van het bestaan.

 

De Epicuristische kijk op de werkelijkheid was een van de filosofische stromingen in de oudheid naast die van onder meer Plato, Aristoteles, Empedocles. Zijn atomistische opvatting was niet gestoeld op wat wij nu wetenschappelijk onderzoek zouden noemen, maar kwam voort uit beschouwen en denken. Binnen het filosofisch discours van toen en ook dat in latere eeuwen is voortdurend de vraag gesteld naar het hoe en waarom van de zichtbare orde van de dingen. 'Toevallige samenklontering' paste niet in de gedachte over een externe regisseur, een god die vanuit een bijzonder plan de wereld maakte. Uit 'dode materie' of 'zielloze deeltjes' kon geen bewuste mens ontstaan.4 Daar moest een bijzondere regie achter zitten. Deze gedachte heeft tot nu toe de kijk van monotheïstisch georiënteerde mensen bepaald.

 

De idee dat een god als externe regisseur de wereld maakte raakte vermengd met gedachten over de 'juiste ordening' van de maatschappij. Maatschappelijke ordeningen, met aan het hoofd een despoot die een groep edelen aanstuurde, zijn lange tijd als 'door god geschapen' beschouwd. Het gegeven dat koningen en keizers pauselijke bevestiging van hun positie ontvingen beklemtoonde het zogenaamde goddelijke van hun macht. Dit was al aanwezig in het door keizers geregeerde oude Rome. Keizers werden na hun dood 'vergoddelijkt' en vereeuwigd. Hiermee trad een belangrijk corrumperend benutten van religie aan het licht: het gebruik ervan als bevestiging van macht. Momenteel zijn elementen van dit alles aan te wijzen bij bepaalde politieke partijen en binnen- en buitenland, het streven naar een op islamitische wetten gestoelde staatsvorm. Of ook de uitspraak 'God bless America' alsof de U.S.A. een door een god gekoesterd volk omvat. Ook 'het uitverkoren volk' van Israël dat zijn recht doet gelden op het bezit van een bepaald land. Er zijn nog meer voorbeelden aan te wijzen.

 

De grondslag van dit alles is dat de mens, als natuurverschijnsel met bewustzijn, een volstrekt onbeheersbare en onvoorspelbare omgeving aantrof die af en toe levensgevaarlijk kon zijn. Om te kunnen overleven waren - en zijn - mensen op elkaar aangewezen. De familie/stam/groep functioneerde als beschermende 'tent'5, waardoor men verzekerd was van eten en drinken, beschut kon zijn tegen allerlei soorten weer, beschermd was tegen onheil van wilde dieren en andere groepen van mensen. In de loop van de eeuwen hebben deze overlevingsstrategieën steeds verfijnder vormen gekregen. Overlevingsstrategieën, in de zin van 'controle krijgen' over de omgeving, hebben eeuwen lang de vorm gehad van rituelen als gebeden, erediensten, offers om vermeende externe regisseurs als goden tot een besluit te brengen dat gunstig was voor het leven van mensen. Het beeld van de wereld en zichzelf bestond veelal hieruit dat er een macht van buiten was die het bestaande had geschapen en stuurde. Dit beeld is vervat in talloze mythologieën die in vele geloofstradities zijn overgeleverd. 6

 

Zoals eerder aangegeven is geloofsovertuiging als overlevingsstrategie vermengd geraakt met macht van eenlingen of enkelingen. Om te kunnen overleven als groep is 'je overleveren aan een machtige' in veel gevallen, in de ogen van veel mensen, de beste keuze: immers deze beschermt je, deze overziet alles, verzet tegen de machtige is gevaarlijk. Hier ligt een belangrijke bron van bloedige conflicten die door de eeuwen heen tussen mensen zijn uitgevochten. Het 'vreemde', 'andere' werd als een gevaar, een bedreiging gezien en daartegen moest worden beschermd of het moest worden bestreden. De 'machtige' in de groep zette de koers uit, maakte keuzes, min of meer aansluitend op de belevingen van ondergeschikten of deze ten gunste van de eigen positie manipulerend.

 

Nu is het niet zo dat uitsluitend religieus georiënteerde levensovertuigingen de beschreven scenario's doormaakten. In de afgelopen eeuwen zijn de antireligieuze, op verlichting gebaseerde, zogenaamde wetenschappelijke overtuigingen de bron geweest van onnoemelijk veel leed bij grote groepen mensen. In de 18e eeuw was dat onder meer de bloedige vervolging van katholieken in Frankrijk, als uitwas van utopistische gedachten rond een seculiere staatsvorm ten tijde van de Franse revolutie. In de vorige eeuw, en ook nu nog, hebben mensen geleden of lijden mensen onder communisme en fascisme7.

 

Het is duidelijk dat overlevingsstrategieën gepaard gaan met denkbeelden over hoe de wereld in elkaar zit. Het vragen stellen bij die denkbeelden of er andere denkbeelden op na houden, roept in veel gevallen tegenagressie op, gebaseerd op angst, en leidend tot (verbale) bestrijding, en hier en daar fysieke vervolging en terreur. Dit is nog steeds aan de hand (onder meer de fatwa uitgesproken tegen Salman Rushdie, de moord op Theo van Gogh, diverse aanslagen zoals in Barcelona, Parijs, Sri Lanka) en neemt toe naarmate de samenleving(en) voor de mensen steeds onzekerder worden en niet meer de basis kunnen zijn voor een leven zonder veel ongemak en uiteindelijk uit elkaar kunnen vallen.

 

Terug naar Epicurus. Zijn denken over de dingen als toevallige samenklontering van deeltjes, kunnen een waardevol inzicht zijn in de huidige tijd waarbinnen menigeen zich gedesoriënteerd voelt. Nu zijn er meer dingen bekend over de fundamenten van de materie waaruit ook wij bestaan. In de tijd van Epicurus werd het atoom als ondeelbaar beschouwd (a-tomos= ondeelbaar8). Uit onderzoek met deeltjesversnellers is nu bekend dat atomen bestaan uit neutronen en elektronen en dat ook deze deeltjes weer deelbaar zijn. Waar Epicurus, en later Lucretius, deeltjes beschouwden als willekeurig rondzwevende entiteiten die toevallig aan elkaar kleven, op elkaar botsen of uit elkaar gaan, is nu bekend dat er voortdurende interactie tussen deeltjes (als verschijnselen van krachtenvelden) is waarbij de deeltjes steeds veranderen. Die interacties verschijnen als een chaotisch, toevallig geheel. Daar komt bij dat wij altijd van die interacties onderdeel zijn: als wij een klein onderdeel van een bijvoorbeeld elektron waarnemen verandert dat deeltje meteen, omdat iets waarnemen een interactie is tussen een lichtdeeltje (foton) en het deeltje dat werd waargenomen. Dit betekent dus dat er niet een volledig van ons losstaande werkelijkheid is, wel een voortdurende wisselwerking tussen ons en de natuurverschijnselen om ons heen9.

 

Daar waar de interactie van deeltjes natuurverschijnselen vormen, blijken natuurverschijnselen de aard van die interactie of wisselwerking vast te houden. Dit blijkt onder meer uit allerlei herstelmechanismen bij beschadigingen, verwondingen, ziekten en uit voortplanting.

 

Hoe het ook zij: wij mensen, als natuurverschijnselen, blijken het meest van alle natuurverschijnselen in staat wisselwerkingen te sturen. Epicurus heeft hiermee de mens tot maat van alle dingen gemaakt: wij als natuurverschijnselen bepalen hoe wij met onszelf, onze omgeving en met anderen in wisselwerking staan. Dit alles binnen de grenzen van de ruimte die wij, als natuurverschijnselen hebben. Die ruimte ligt binnen onszelf, onze opbouw, voorgeschiedenis en binnen wat onze omgeving ons biedt. Denk aan onder meer onze genen, maar ook aan geologische omstandigheden als aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen of weersomstandigheden.

 

Wij, als natuurverschijnselen, hebben alle kenmerken van andere natuurverschijnselen die wij planten, dieren, micro-organismen en dergelijke noemen. In de geschiedenis heeft de mens zich lange tijd beschouwd als anders dan, onderscheiden aan, ja zelfs superieur aan andere levensvormen. Hier zijn een vermenging mét en beïnvloeding dóór monotheïstische levensbeschouwingen aanwijsbaar: de mens als het beeld van de schepper en daarmee verheven boven al het andere.

 

Het inzicht dat natuurverschijnselen zoals wij die kennen zijn ontstaan in een evolutieproces heeft bijgedragen aan een andere kijk op mensen. Niet meer superieur aan, of onderscheiden van andere natuurverschijnselen, maar gewoon een natuurverschijnsel. Ook wij zijn een gevolg van toevallige interacties, weliswaar met een voorgeschiedenis van miljoenen jaren. Er hebben andere natuurverschijnselen bestaan, waarvan wij nu de fossiele resten kennen. Ook allerlei andere gebeurtenissen hebben bijgedragen aan onze evolutie, zoals weersveranderingen, landverschuivingen en dergelijke. Er hebben vóór ons andere mensensoorten bestaan en onze soort zal ook niet het eeuwige leven hebben.10 De aard van de interacties waarvan wij het product zijn, is nauw verbonden met de aard van het universum waarvan wij deel uit maken. Binnen de kosmologie wordt het bestaan van andere universa met andere natuurkundige wetmatigheden als waarschijnlijk beschouwd. Dit betekent dat wij een heel klein toevallig stofje zijn binnen een voor ons onbegrijpelijk 'superheelal'.11

 

Met dit alles heeft Epicurus, als een van de eersten die heeft gewezen op het toevallige van ons bestaan, een aanzet gegeven tot onze emancipatie: er zijn geen goden die ons sturen, wij zijn zelf bepalend voor ons - toevallig - bestaan. Anders gezegd - zoals eerder vermeld - wij sturen zelf onze interacties.

 

Dit betekent dat, om anderen en onszelf het minste ongemak te bezorgen, er regels nodig zijn die bepaalde interacties bevorderen en andere tegengaan. Hier ligt het veld van de ethiek, waarvan lang werd verondersteld dat die door een schepper aan de mensen is gegeven. Ethiek, waarvan elementen ook bij andere natuurverschijnselen (bonobo's, gorilla’s) zijn geobserveerd, is dus een overlevingsstrategie, een manier om samen leven mogelijk te maken. De op godsdienst gebaseerde of op verlichte denkbeelden gebaseerde levensovertuigingen hebben vooral deze functie: een kader van regels dat aanvaardbaar samen leven mogelijk maakt, dat het minste ongemak bezorgt.

Daar waar ethiek, of die nu op religieuze dan wel op verlichte uitgangspunten is gebaseerd, de kenmerken krijgt van 'dwingend voorschrift' - want door een god of de ratio gedicteerd - ontstaat een bron van mogelijke conflicten tussen mensen. De geschiedenis én de actualiteit bevatten veel, dikwijls bloedige, voorbeelden hiervan.

 

Een epicuristische levenshouding brengt de ethiek van 'vermijden en voorkómen van ongemak bij anderen en jezelf' met zich mee. Dit betekent een houding bij mensen die gericht is op het bevorderen van díe wisselwerkingen met anderen en de omgeving die het vermijden van ongemak tot gevolg hebben. Een uitwerking van deze ethiek is een project op zich. Wel kan aangegeven worden dat bij bepaalde opvattingen met betrekking tot persoonlijk bezit, handel of 'marktwerking' vraagtekens kunnen worden gezet. Vooral wanneer dit alles tot gevolg heeft dat het verminderen van ongemak ten koste gaat van andere mensen en natuurverschijnselen, zoals onze omgeving, onze planeet.

Vermoedelijk zijn bepaalde aspecten van handel, persoonlijk bezit of 'marktwerking' (uitbuiting, bonuscultuur, vertrekpremies, 'slimme' financiële constructies die onder meer internationale tegenstellingen in stand houden en dergelijke), naast ander gedrag van mensen (bijvoorbeeld vastklampen aan onwrikbare levensovertuigingen), de huidige manifestaties van vroegere overlevingsreflexen.12 Daarmee ook het gebruik en misbruik van andere natuurverschijnselen (bijvoorbeeld ons milieu, de bio-industrie). Dit alles heeft waarschijnlijk vormen van zelfvernietiging tot gevolg.

 

Het veranderen van een 'overlevingshouding' is niet gemakkelijk, in veel gevallen welhaast onmogelijk. Om dit te kunnen is een inzicht in onszelf als natuurverschijnsel nodig, en vooral die elementen die ook bij andere natuurverschijnselen voorkomen en die tot ongemak bij onszelf en anderen leiden. Veel van ons gevoelsleven heeft trekken van een 'vliegwiel' dat ons leven lang door draait en dat, ondanks meer bewustzijn, moeilijk te beïnvloeden is. Hier ligt een gevolg van een lang evolutionair gebeuren dat in bepaalde fasen van die evolutie een waardevolle functie had, maar nu niet meer. Zo is de oude 'angst voor het vreemde, onbekende' dikwijls de bodem van discriminatie of van geweld tussen landen. Deze zaken gaan dikwijls gepaard met levensbeschouwingen die standpunten ondersteunen.

 

De epicuristische 'opdracht' is inzicht in jezelf en zó leven dat ongemak voor jezelf , anderen en je omgeving, zoveel als mogelijk is, verdwijnt.

 

 

1 Zie Fik Meijer (2008), Macht zonder grenzen. Rome en zijn imperium. Amsterdam, Atheneum-Polak & Van Gennep. Het christendom bood een ander geloofskader met meer zekerheid dan de traditionele polytheïstische Grieks/Romeinse stromingen.

2 Hugh Kennedy (2007), The Great Arab Conquests. How the Spread of Islam Changed the World We Live In. London, Weidenfeld & Nicolson. Vertaald in 2008 door Guus Houtzager: De grote Arabische veroveringen. Amsterdam/Antwerpen, Bulaaq/Epo. Een uitgebreide geschiedenis van de verspreiding van de islam.

3 Bij de Historische Uitgeverij te Groningen verscheen in 2008 een prachtige Nederlandse vertaling, gemaakt door Piet Schrijvers, van Lucretius' 'De Rerum Natura' onder de titel 'De natuur van de dingen'.

4 Catherine Wilson (2008), Epicureanism at the Origins of Modernity. Oxford, Clarendon Press. Een boeiend overzicht van de worsteling bij veel filosofen in de 16e en vooral 17e eeuw (o.m. Descartes, Locke, Hobbes, Boyle) tussen toen nieuw (soms beginnend empirisch) inzicht en de heersende theologische opvattingen. Zie ook: Floris Cohen (2007),De herschepping van de wereld. Het ontstaan van de moderne natuurwetenschappen verklaard. Amsterdam, Bert Bakker en Floris Cohen( 2010), Isaac Newton en het ware weten. Amsterdam, Bert Bakker. In de vorige eeuw was het de jezuïet Pierre Teilhard de Chardin (1885-1955) die heeft getracht christendom en atomisme te verenigen, met zijn concept van 'bezielde materie' die onderliggend zou zijn aan de evolutie en uiteindelijk tot een vereniging met god zou leiden.

5 De metafoor van de 'tent' is gebruikt door Vamik Volkan (1997), Blood Lines. From Ethnic Pride to Ethnic Terrorism. New York, Farrar, Strauss and Giroux.

6 Zie voor een indringende beschrijving van de ontwikkeling hiervan: Karen Armstrong ( 2005), De grote transformatie. Het begin van onze religieuze tradities. Amsterdam, De Bezige Bij.

7 Michael Burleigh (2005), Earthly Powers. Religion & Politics in Europe from the French Revolution to the Great War. London, HarperCollinsPublishers. Het boek vermeldt wonderlijke overeenkomsten tussen op religieuze tradities gestoelde rituelen en die van op verlichte denkbeelden rustende bewegingen, naast onthutsende beschrijvingen van geweld tussen bevolkingsgroepen gebaseerd op seculiere levensovertuiging als rechtvaardiging.

8 Het begrip atoom is als eerste door de Griekse filosoof Democritus gebruikt.

9 Deze gedachte verwijst naar het 'onzekerheidsprincipe van Heisenberg' dat stelt dat bij het waarnemen van een een deeltje (quantum) nooit tegelijk plaats en momentum kan worden waargenomen. Zie voor een uitgebreide uitleg: Vincent Icke (1995), The force of symmetry Cambridge, Cambridge University Press.

10 Zie Bill Bryson (2003), A Short History of Nearly Everything. London, Doubleday. Op indringende wijze wordt - de geschiedenis van - de werkelijkheid van ons mensen en onze omgeving beschreven aan de hand van de meest recente wetenschappelijke inzichten. Het boekt noopt tot bescheidenheid.

11 In de Scientific American verschijnen regelmatig artikelen over deze hypothese. Zie o.m. George F. Ellis (2011), Does the Multiverse really exist? Scientific American, 7.

12 Karen Armstrong (2011), Compassie. Amsterdam, De Bezige Bij. In dit boek pleit de auteur voor het loslaten van reflexen die behoren bij natuurverschijnselen waaruit wij, vermoedelijk, zijn geëvolueerd., reflexen die in veel gevallen leiden tot onderlinge conflicten, afsluiten, discriminatie. Armstrong spreekt in dit kader over 'reflexen van het reptielenbrein'.